Inleiding
Het leuke van geautomatiseerd rijden is dat alle treinen automatisch rond rijden en stoppen op de juiste plekken. Of dit nu net voor het sein is of in het midden van een perron, of tegen de buffers van een trein, alles is mogelijk dankzij de positieberekening van iTrain. Doordat de software veel basisgegevens weet van elke locomotief en trein zoals lengtes, vertragingen en een geijkte schaalsnelheid, kan deze met tijd en snelheid de exacte locatie bepalen op de baan. Dankzij deze methode zijn er nu vele vormen van dynamiek mogelijk op de modelspoorbaan.
In deze handleiding leggen we de werking uit middels tekst en voorbeeld. Met name hoe u een locomotief kunt ijken, en nauwkeurig kunt inregelen zodat u het maximale uit uw modelspoorbaan en iTrain kunt halen. Wij wensen u veel plezier met deze tutorial. Mochten er vragen of opmerkingen ontstaan dan bent u altijd vrij deze te stellen door contact met ons op te nemen. De contactgegevens vindt u hier.
Met vriendelijke groet,
Martin Domburg
Domburg Train Support
Waarom moeten locomotieven geijkt worden
Voor elk softwareprogramma is het belangrijk om te weten wat de schaalsnelheid is van een locomotief. Bij het ene programma is het enkel belangrijk om een bepaalde schaalsnelheid op de baan te realiseren, voor de geavanceerde software van iTrain is het de basis voor de gehele aansturing van de modelspoorbaan. Door het ijken kan de software de loc tot op de millimeter nauwkeurig volgen over de baan en laten stoppen op de exacte locatie die u wilt.
Maar voordat we dit kunnen realiseren hebben we naast een ijking meer nodig, zo wordt de positionering op de baan niet alleen beïnvloed door de snelheid van de locomotief. Maar door veel meer factoren:
- Waar zit de eerste stroomafname na de buffer
- Wat is de reactievertraging van de decoder
- Zit er een vliegwiel in de loc
- Staat van onderhoud van de loc
- Hoe lang is de loc, en de trein erachter
Al deze items spelen een belangrijke rol in de nauwkeurigheid op de modelbaan. In vroegere versies van software was de techniek hier nog niet tot instaat om locomotieven tot op de millimeter nauwkeurig te laten stoppen. Tegenwoordig is de techniek dusdanig geavanceerd dat deze nauwkeurigheid betrouwbaar toe te passen is. En vergeet niet, de techniek staat niet stil, over 10 jaar is ijken misschien niet eens meer nodig.
Wat moeten we doen voor we kunnen gaan ijken
Er zijn een aantal aspecten waaraan een loc moet voldoen om het maximale eruit te halen:
- Loc moet onderhoudt, technisch in goede staat zijn.
- De lastregeling moet goed afgesteld staan.
- De lengtes en de gegevens moeten nauwkeurig ingegeven zijn, het liefst in millimeters.
- De sectie waarover de meting plaatsvindt moet recht zijn en vrij van hobbels en obstakels.
Over al deze items vertellen we later in deze Tutorial meer, maar laten we eerst beginnen bij het ijken zelf.
Hoe worden locs geijkt in iTrain
Om een locomotief te ijken hebben we een zogenaamd ijkspoor nodig. Dit kan een gedeelte zijn op de modelbaan zelf, maar het mag ook een los stuk spoor zijn naast uw modelspoorbaan. Dit zijn de belangrijkste eisen:
- Het gedeelte waarover gemeten wordt dient recht te zijn, schoon en vrij van hobbels.
- De 10 centimeter voor en na de meetsectie dient ook recht te zijn.
- Voor en na de meetsecties een vrije uitloop van meer als 50 cm in N, 100 cm in H0, zodat locs kunnen uitlopen en van richting veranderen.
- Lengte van de meetsectie niet te lang maken. In schaal N en H0 is 20 cm voldoende.
De lengtes van de meetsecties mogen ook langer zijn dan hierboven aangegeven. Alleen is dan de kans dat de loc stilstaat in de meetsectie op de lage stappen hoger dan wanneer de sectie kort is. Als het ijkspoor hieraan voldoet kunnen we ermee aan de slag!
De methodes om te ijken.
Er zijn 3 verschillende mogelijkheden om in iTrain een snelheidsmeting te verrichten:
- Apparaat
- Twee melders
- Centrale melder met zijmelders
De optie “centrale melder met zijmelders” heeft bij ons de voorkeur, deze gaan we ook behandelen in deze tutorial. Uiteraard werken alle drie de methodes goed, maar wij vinden deze optie het makkelijkst toepasbaar.
Apparaat
U kunt een apparaat gebruiken om de ijking uit te voeren. Fysiek praten we dan over twee lichtsluizen naast de baan. De loc onderbreekt de eerste lichtsluis waarmee hij de meting start, op het moment dat de tweede lichtsluis wordt onderbroken stopt hij de meting en herhaalt dit eventueel in de andere richting en met andere stappen.
Apparaten bij ons bekend die te gebruiken zijn:
- OC32 met twee lichtsluizen
- uCon Railspeed van LS Digital
Twee melders
Bij de methode van de twee melders wordt de ene melder gebruikt in de ene richting, en de andere melder voor de andere richting. Het voordeel hiervan is dat er een stukje ongedetecteerde spoor mag zitten tussen de twee secties in. In iTrain geeft u enkel op de afstand van begin melder 1 tot begin melder 2 en andersom. Zodra de melder geactiveerd wordt start de meting, tot de andere melder geactiveerd wordt. Vervolgens rijdt de loc die tweede sectie uit en stopt. Eventueel kan hij dan omdraaien en de volgende stap uitvoeren.
Centrale melder met zijmelders
Deze methode is onze favoriet, vanwege de simpele aanleg en de kleine kans op een foute meting. In dit verhaal is er maar 1 melder waarover hij in beide richtingen meet. Zodra de centrale melder wordt geactiveerd begint de meting te lopen tot de zijmelder geactiveerd wordt. De loc stopt zodra de centrale melder is vrijgegeven en keert dan eventueel om.
De fysieke uitvoering van een ijkspoor
In dit hoofdstuk vertellen we meer over twee van de drie methodes. Het apparaat is voor de gebruikers daarvan een kwestie van de handleiding lezen om het te laten werken. De andere methodes vergen wat meer werk omdat er fysiek secties gemaakt moeten worden.
Twee melder methode
- Breng de scheidingen aan om de secties van detectie te kunnen voorzien. De lengte van de twee melders adviseren wij ongeveer 50 cm voor schaal N en H0, meer mag maar is niet nodig en minder nauwkeurig.
- Soldeer een draden aan op elk van de twee meetsecties en sluit deze aan op een bezetmelder. (Bij Dinamo pak je voor het hele ijkspoor gewoon een blok)
- De twee uitloopsecties mogen voorzien zijn van een ongedetecteerde spanning, maar een bezetmelder voor elke uitloopsectie is netter.
Centrale melder met zijmelders methode
- Breng de scheidingen aan om de drie secties van detectie te kunnen voorzien. De lengte van de centrale melder adviseren wij ongeveer 20 cm voor schaal N en H0, meer mag maar is niet nodig en minder nauwkeurig.
- Soldeer één draad op elk van de twee zijmelders en een op de centrale melder, en sluit deze aan op een bezetmelder. (Bij Dinamo pak je voor het hele ijkspoor gewoon een blok)
In iTrain tekenen van het ijkspoor
In iTrain teken je voor beide methodes een gewoon blok, deze mag als je een ijkspoor gebruikt gewoon los liggen van de rest en heeft ook geen zijblokken of dergelijke nodig. Lig je ijksectie in de hoofdbaan dan maak je het blok gewoon aan zoals hij in automatisch bedrijf behoort te werken.
Een paar vuistregels:
- Op de hoofdbaan: Richting van het blok op “voorkeursrichting” of “beide richtingen” en de blokken links en rechts ervan ook voor de zekerheid.
- Op een los ijkspoor: Richting van het blok op “beide richtingen”
- Bloktype: Vrije baan of opstelspoor, de voorkeur ligt op vrije baan. Meer vink wel aan dat rijrichtingsveranderingen zijn toegestaan.
Het voordeel van het ijken op de hoofdbaan, of als je het ijkspoor rond maakt, is dat je dan niet twee richtingen op hoeft te ijken, maar de loc ook rondjes kan rijden. Hij rijdt dan elke ronde op een andere stap totdat de volgende ijking is voltooid. We gebruiken dit eigenlijk nooit omdat het heel lang duurt in de lage stappen voordat de loc rond is gekropen.
Laatste stap is de lengte van de melders en de adressen van de melder bij de melders in te voeren en deze in de blokeigenschappen goed in te vullen samen met de lengte van het blok. Maar dit is basiskennis iTrain waarvan we uitgaan dat dit aanwezig is alvorens je begint met ijken. Een ijkblok wordt gewoon getekend en ingesteld als elk ander blok, de ijking maakt enkel gebruik van deze gegevens.
De ijking voorbereiden
Als je de ijksporen gereed zijn, kan het echte ijken beginnen. Als eerste leggen we het instellen van de twee methodes uit.
Om in het ijk-programma te komen moeten we deze eerst oproepen:
- Selecteer de loc die je wilt ijken
- Ga in de menubalk naar “Toon”
- Klik op het dropdown menu op “Snelheidsmetingen”
- Klik als laatste op “Locomotieven”
U krijgt dan het scherm voor de snelheidsmeting.
Uitleg:
- Keuze voor de ijkmethode
- Keuze voor welke locomotief er geijkt moet worden
- Selectie van de gebruikte melders voor de ijking
- Afstand tussen de secties, bij de centrale melder optie vult hij dit zelf in als je de melders selecteert. Bij de twee melder methode dien je dit zelf op te geven door de afstand op te meten van begin melder 1 naar begin melder twee, en andersom.
- De snelheidsstappen en het resultaat van de meting in cijfers
- Het resultaat weergegeven in een grafiek
- Door deze optie aan te vinken mag iTrain automatisch de richting veranderen voor de volgende ijking.
- Door deze optie aan te vinken mag iTrain de ijking uitvoeren zowel vooruit als achteruit.
- Hiermee selecteer je de vorige meting
- Hiermee selecteer je de volgende meting
- Start het ijken
- Stop het ijken
- Pas de ijking definitief toe bij de loc, pas als deze knop is gebruikt krijgt de loc het resultaat van die snelheidsmeting toegewezen.
Keuze voor digitale stappen
De meesten onder ons gebruiken DCC decoders in hun locomotieven, dit hoofdstuk is dan ook eigenlijk alleen voor deze doelgroep.
U heeft de keuze om uw loc decodertype DCC (28) en DCC (128) mee te geven. Elke decoder die in CV29 is ingesteld op 28/128 stappen kan de beide types aan.
In het geval dat de loc single tractie rijdt zijn 28 stappen meer dan voldoende.
Rijd u dubbeltractie selecteer dan de 128 stappen. Het voordeel is dat dan elke stap in feite 4 tussenstappen erbij krijgt. Hierdoor komen de snelheden van de beide locs dichter bij elkaar te liggen en rijden ze mooier synchroon dan wanneer ze dit met 28 stappen moeten doen.
Let op:
Zet bij 128 stappen de afremvertraging op 100ms en een stapgrootte van 4. Zou je dit niet doen dan duurt het te lang voordat de trein van stap 128 naar 0 komt en zal iTrain de noodrem activeren als deze een blok binnenrijdt. iTrain berekend van tevoren of een trein met zijn snelheid en instellingen op tijd kan remmen en stoppen, lukt dit niet dan zal de trein abrupt gestopt worden aan het begin van het blok. De optrekvertraging heeft de voorkeur op 200 ms en stapgrootte 1, maar hiermee is het maar net wat u het fijnst en mooist vindt rijden.
Een zeer vertraagd optrekken van de loc heeft geen invloed op de werking van de positionering, enkel het afremmen van de loc moet precies zijn. Het optrekken zal geen noodrem activeren, omdat deze het einde van het blok niet halen zal.
Naderhand kun je het type gewoon wijzigen zonder dat je de ijking opnieuw hoeft uit te voeren, iTrain berekend zelf de tussenstappen.
Massasimulatie in de decoder
Voor iTrain is het nodig dat deze de maximale controle heeft op de decoder van de loc. Hierdoor is het belangrijk dat de optrek- en afremvertraging in de decoder op 0 staat (CV3 en CV4). Echter krijgen we dan dat de snelheid stap verhoging in iTrain zichtbaar wordt als een trapvorm. Om dit te voorkomen mag je de waarde op 2 of 3 zetten van deze cv’s. Dit is goed te corrigeren tijdens het inregelen en geeft een mooi effect.
Tijdens de ijking zal iTrain de functie “Directe regeling” intern activeren, maar ook in de decoder wil iTrain dit activeren. Veel decoders hebben deze functie waarbij CV3 en CV4 wordt uitgezet. Maar dit is niet altijd duidelijk en bedrijfszeker. Daarom zetten wij alvorens we een loc gaan ijken altijd de CV3 en CV4 tijdelijk op 0 om zeker te zijn dat deze vertragingen geen rol spelen tijdens het ijkproces.
Na de ijking kan hij weer terug gezet worden op de oude waarde 2 of 3.
Uitzondering:
Ook die zijn er en wel met locs waar geluid in zit. Sounddecoders hebben een hoge optrek- en afremvertraging in de decoder nodig om goed te functioneren. Als je deze laag zet werkt het remgeluid en optrekgeluid niet goed of helemaal niet. Tijdens het ijken zetten we ook die tijdelijk even op 0, om ze na het ijken weer op hun oude waarde te zetten. Overigens zetten we tijdens het ijken het geluid niet aan.
Snelheid in de decoder instellen
In de decoder kun je op twee manieren de snelheid van de loc bepalen, via een snelheidsgrafiek, of de meest gebruikte methode van minimum, medium en maximumsnelheid. Ook wel bekend als CV2, 5 en 6.
CV2: minimumsnelheid waarbij de waarde stap 1 vertegenwoordigd
CV5: maximumsnelheid waarbij de waarde stap 28 vertegenwoordigd
Waarbij je een waarde tussen 0 en 255 in kunt vullen. We beginnen met CV2 vaak op waarde 1, zelf stel ik CV5 meestal in op 100 en ga vanaf dat punt bijstellen tot ik een mooie topsnelheid heb gevonden.
Midden snelheid CV6
Op zich is het vrij simpel, de middensnelheid is de waarde die stap 14 moet vertegenwoordigen. Vanzelfsprekend is dat de waarde van CV6 altijd een waarde moet hebben die tussen de waarde van CV2 en de waarde van CV5 in zit. De waarde mag dus niet buiten die twee liggen.
Het principe is vrij makkelijk uit te leggen. Visualiseer jezelf een touw voor je die is gespannen, op de grond wordt deze vastgehouden door CV2, verderop op een ladder staat CV5 het andere uiteinde vast te houden. Je hebt nu een rechte lijn tussen CV2 en CV5.
Zelf ben je CV6 en staat in het midden en grijpt het touw vast. Als je het touw nu naar beneden trekt, dan krijg je dus een lijn die in het begin laag blijft en pas na het midden echt gaat stijgen. Een beetje zoals een zware goederentrein die in het begin moet sleuren aan de sleep en pas na een paar stappen echt snelheid gaat maken. Zou je het touw nu naar boven duwen dan krijg je een lijn die eerst snel stijgt, en daarna afvlakt in stijging. Een beetje als een sprinter of sneltrein.
Met CV6 bepaal je dus eigenlijk hoe de kromming is van de lijn tussen CV2 en CV5.
Je zult dus altijd de waarde van CV6 in moeten geven in de decoder zodra je CV2 of CV5 hebt aangepast. Ligt de waarde van CV6 buiten de waardes van CV2 of CV5 dan krijg je dus een hele rare kromme, met alle rare gedragingen van dien.
Er zijn een paar decoders met uitzondering:
Kuehn: als je de waarde van CV6 op 0 laat staan maakt hij zelf een lineaire lijn tussen de waarde van CV2 en CV5
Doehler & Haass: Die heeft geen CV6, maar deze is ondergebracht in CV48 waarbij je met 8 voorinstellingen een kromming kunt bepalen.
De ijking uitvoeren
Heb je de CV3 en CV4 op 0 gezet, dan kunnen we gaan beginnen met ijken. Controleer nog wel even van tevoren of de rails goed schoon is en ook de loc goed contact heeft en geen vuile wielen! Is dat gelukt, dan zijn dit de stappen:
Controleer of de loc beweegt op stap 1
- Klik in het stappenvenster op stap 1, deze kleurt blauw
- Klik op de knop start en controleer of de loc rijdt.
Probeer de CV2 zo laag mogelijk, verhoog deze tot een gewenste kruipsnelheid is bereikt.
Controleer de topsnelheid op stap 28 of 128
- Klik in het stappenvenster op stap 28, deze kleurt blauw
- Klik op de knop start en controleer na de meting of de loc niet te hard rijdt.
Als onze maximale snelheid op de baan 100 km/h is hebben we niets aan een loc die 200 km/h kan rijden, dat betekent dat we het gros van de stappen nooit gaan gebruiken. Reduceer of verhoog CV5 in de decoder totdat de meting van stap 28 of 128 net iets boven de maximale baansnelheid ligt. In het geval van een maximale snelheid van 100 km/h probeer ik de loc op stap 28 tussen de 105 km/h en 115 km/h te krijgen. Hij heeft dan wat reserve voor het geval hij in dubbeltractie kan rijden.
Als dit helemaal goed staat kunnen we de definitieve ijking gaan uitvoeren, dit zijn de stappen:
- Klik met de rechtermuisknop op stap 28, er verschijnt een pop-up menu.
- Selecteer de optie “selecteer alles”, bij type DCC 128 kan je ook “selecteer bij 4” doen, hij slaat dan telkens 4 stappen over. Des te meer stappen des te preciezer de ijking zal zijn. Ondanks dat iTrain achteraf de metingen afvlakt naar een bruikbare curve.
- Klik op “start”
- Controleer of de loc de juiste kant op rijdt, zo niet: klik op stop, verander de richting, en klik weer op start.
- Wacht tot de metingen zijn afgelopen
- Haal stappen die fout zijn gegaan leeg door daar de waarde te verwijderen.
- Na afloop klik op “pas toe”, iTrain vlakt de grafiek af en vult lege velden op.
- Uw loc is geijkt, en gereed om ingeregeld te worden.
Mocht het tijdens de meting gebeuren dat een loc blijft hangen, geen probleem. Dat wordt geregeld in stap 6 en 7. Herhaal eventueel de stappen waarbij iTrain te veel corrigeert door foutieve metingen door deze stap velden opnieuw te ijken.
Tips voor Dinamo-rijders met analoge locs
Analoge locs zijn lastig te ijken, doordat de motor warm wordt tijdens de meting. Hiervoor hebben we een paar vuistregels:
- Voer de meting als dat kan uit met de rijtuigen achter de loc zoals deze straks gaat rijden op de baan.
- Zal de trein veel rijden, herhaal de ijking dan 2 of 3 keer zodat deze goed warm is.
- Begin de ijking vanaf de hoogste stap naar laag.
Rijd de trein af en toe een beetje ijk dan van laag naar hoog:
- De minimale snelheid voor analoge locs is nagenoeg nooit stap 1, meestal ligt die rond stap 20
- De maximale snelheid voor analoge locs is meestal al behaald bij stap 35.
- Dinamo kan de loc in 63 stappen aansturen.
Selecteer bij de functietoewijzing van de loc altijd op f0 de functie “Licht voor/achter” en op f1 de functie “directe regeling”. Met laatstgenoemde schakelt iTrain zelf de optrek- en afremvertraging uit van de loc. Deze is geheel softwarematig.
Kickstart
Selecteer als kickstart de laagste stap en vermenigvuldig dit met 1,5. Vod de uitkomst hiervan in het vakje Kickstart van de loc eigenschappen.
Wat vertelt de grafiek mij over de loc?
De grafiek spreekt boekdelen over de lastregeling van uw locomotief. Als deze goed is, krijgt u een mooie curve zoals deze met de instellingen minimum-, medium- en maximumsnelheid in de decoder is ingesteld.
Maar vaak gebeurt het dat de grafiek heel schommelig is, verre van een mooie lijn heeft, of bovenin een aantal stappen gelijk blijft of zelfs zakt. Dit zijn signalen dat de lastregeling van de loc niet goed ingesteld staat. Aanvankelijk zult u niet veel merken ervan, maar de loc wordt hier wel wispelturig en onbetrouwbaar van in de positionering.
Om de lastregeling aan te passen kunnen wij u assisteren, we geven hiervoor een workshop. Het inregelen van de lastregeling kan een beste uitdaging zijn, maar ons motto is: Als je niets probeert, zal je ook niets leren. Vaak staan in de handleidingen van de decoders stappenplannen om de lastregeling in te stellen.
Voorbeelden van metingen met goed ingestelde lastregeling
Voorbeelden van metingen met een slecht ingestelde lastregeling
Instellen van de loc eigenschappen
Nu de ijking gereed is dienen we de loc nog wel verder in te regelen. Dit doen we met twee willekeurige blokken door te kijken of deze op de opgegeven stoppositie in dat blok daadwerkelijk stoppen. Dit zien we door de loc tussen de blokken te laten pendelen en dan op te meten of deze op de juiste positie stopt.
Kies daarvoor twee blokken met genoeg lengte en stel voor het gemak een stoppositie in die blokken in van -100 mm. We werken graag in millimeters omdat dit nauwkeuriger is als centimeters. Plak een stuk tape langs de stoppositie en teken daar de exacte stoppositie af 100 mm voor het einde van het blok.
Zorg er wel voor dat de lengte van de melders en het blok exact kloppen! Ook is het aan te raden om de twee blokken, en de blokken ertussen op “beide richtingen” in te stellen.
Op deze afbeelding ziet u omkadert, welk deel belangrijk is voor de nauwkeurigheid van de positionering, naast de opgegeven lengte van de locomotief.
De locomotief lengte meet je op van buffer tot buffer, zo precies mogelijk!
Traagheidssimulatie
De vertraging in milliseconde tussen elke snelheidsstap binnen iTrain. Als de locs niet op tijd kunnen stoppen in een blok of een noodrem krijgen, kan het maar zo zijn dat deze waarden te hoog staan voor de lengte van jouw blokken.
Terugmelder offset
Dit is de afstand vanaf de buffer tot het eerste punt waar de stroom wordt afgenomen. Dat is tevens het eerste punt na de buffer dat de detectie wordt geactiveerd. Dan weet iTrain hoeveel millimeter de loc reeds in het blok zit op het moment dat de detectie plaatsvindt.
In de meeste gevallen geschiedt dit via bezetmeld detectie, maar u kunt ook kiezen voor lichtsluis- of reedcontact detectie.
Meet de afstand op aan zowel de voorzijde als de achterzijde
Reactievertraging
Wellicht de belangrijkste van allemaal. Elke decoder heeft een vertraging waarin de pakketten worden verwerkt. De ene decoder is sneller dan de ander, maar ook spelen factoren als een vliegwiel, overbrenging of in de decoder ingestelde afremvertraging een grote rol.
Het effect waar we over hebben is de vertraging waarin de loc reageert. iTrain kan wel het commando geven, maar het kan maar zo een aantal milliseconde duren voordat het commando ook wordt uitgevoerd.
Door met deze waardes te spelen kan je experimenteren in het volgende hoofdstuk. Hiermee kan je de loc nauwkeuriger laten stoppen en is rangeren tot op een millimeter nauwkeurigheid mogelijk.
Er zijn wel een aantal richtlijnen:
- Normale locs zitten vaak tussen de 200 en 500 ms
- Locs met vliegwiel tussen 500 en 1000 ms
- Locs met geluid tussen 1000 en 3000 ms.
- Analoge locs tussen 700 en 1500 ms
De locs met geluid hebben een hoge vertraging omdat we daar bewust in de decoder de afremvertraging hoog moeten houden. Als iTrain denkt dat de loc is gestopt, zal hij in werkelijkheid nog even doorrollen. Door de waardes te verhogen corrigeer je eigenlijk dat effect en begint iTrain eerder met afremmen.
- Hoe hoger de waarde, des te eerder zal de loc stoppen
- Hoe lager de waarde, des te later zal de loc stoppen
Ik begin vaak bij normale locs op 500 ms in beide richtingen, en bij geluidslocs op 1000 ms in beide richtingen, en ga dan verder met het volgende hoofdstuk.
Het inregelen van de loc op de baan
Een leuke maar, afhankelijk van je interne klinknagelteller, een tijdrovende klus. We gaan de loc laten pendelen tussen de twee eerder gekozen blokken en met dat resultaat de reactievertraging van de loc bijstellen.
We doen dit met het drag-and-drop principe in iTrain. Dat werkt vrij simpel, u zet de loc in een blok, controleert de rijrichting, en versleept deze vervolgens met uw linkermuisknop (aanklikken en vasthouden) naar het blok waar u de loc heen wilt laten rijden. Daar laat u de muis los als die op het blok icoon staat en er verschijnt een pop-up menu, hierbij kiezen we voor de optie ”Routeren”. iTrain zal de loc automatisch naar dat blok sturen met de normale snelheden en hem daar laten stoppen op zijn stoppositie.
De stappen om het inregelen uit te voeren:
- Zet de loc in het eerste blok
- Controleer de rijrichting in het blok
- Controleer de rijrichting van de loc op vooruit, verander deze eventueel in de goede richting.
- Zet de lampen aan van de loc en controleer of de loc fysiek ook de goede richting heeft, draai hem anders om.
- Drag-en-drop hem nu op het tweede blok en kies “routeren”
- Als de loc daar is gestopt, meet dan de exacte positie van de buffer tot het eind van het blok.
U heeft nu waarschijnlijk geconstateerd dat de loc niet op de opgegeven stoppositie stilstaat. Is hij deze voorbij geschoten dan verhoogt u de waarde bij “vooruit” in het segment reactievertraging van de loc eigenschappen. Is de loc te vroeg gestopt dan verlaagt u de waarde. Begin te verhogen en te verlagen met waardes van 100 ms, en verlaag dit naarmate de positionering beter wordt.
- verander de rijrichting van de loc op achteruit
- Controleer of de loc fysiek ook de goede richting heeft
- Drag-en-drop hem nu op het eerste blok en kies “routeren”
- Als de loc daar is gestopt, meet dan de exacte positie van de buffer tot het eind van het blok.
U heeft nu waarschijnlijk geconstateerd dat de loc niet op de opgegeven stoppositie stilstaat. Is hij deze voorbij geschoten dan verhoogt u de waarde bij “achteruit” in het segment reactievertraging van de loc eigenschappen. Is de loc te vroeg gestopt dan verlaagt u de waarde. Begin te verhogen en te verlagen met waardes van 100 ms, en verlaag dit naarmate de positionering beter wordt.
Herhaal deze stappen net zo lang totdat de positionering klopt met de opgegeven stoppositie. Dit hoeft niet per se op de millimeter nauwkeurig, maar als je het leuk vindt, is het altijd beter. Omdat je dit bij elke loc zo moet doen, is het beter om een selectie te maken van treinen die heel nauwkeurig moeten stoppen en treinen die minder nauwkeurig moeten stoppen. Maar dit is geheel aan uzelf om te beslissen.
Indicatie van de positie
Er is nog een leuke check of je alles goed hebt opgemeten en hebt ingevoerd.
Als u in de locgrid met de rechtermuisknop klikt op de balk, verschijnt er een pop-up waarmee u kunt aangeven welke kolommen u zichtbaar wilt hebben. Selecteer hier de kolom “positie”
Hier staat exact aangegeven wat volgens iTrain de positie is van de loc in dat blok. Een handige tool om uw eigen meetkunde te testen, want computers liegen immers niet!
Onderhoud is belangrijk
Voor de betrouwbaarheid van uw modelbaan is onderhoud van uw locs erg belangrijk, slecht onderhouden en vuile locs veroorzaken naast schades en hoge kosten in reparatie ook veel storingen op uw modelspoorbaan. Onze vuistregel is om een loc jaarlijks of om de 40 rijuren te inspecteren en te reinigen.
In iTrain kunt u in de loc eigenschappen bij “onderhoud” aangeven wat de cyclus van het onderhoud is in uren. Zodra de cyclus is verstreken worden de cijfers in de teller van de locomotief rood en tevens in de locgrid als u de kolom “rijtijd” heeft geselecteerd.
Onderhoud uw locs goed, of laat dit door ons voor u doen. Wij hebben tevens preventieve oplossingen zoals onderhoud & service trajecten om u te ontzorgen van het onderhoud. Informeer naar de mogelijkheden op onze website.
Nawoord
Domburg Train Support is een officiële partner van Berros en officieel reseller van de producten. Tevens kunt u bij Domburg Train Support terecht voor advies, support en hulp aan huis of via Anydesk.
Komt u er met deze handleiding niet uit met de het inregelen van uw locomotieven, neem dan contact met ons op via onze website.
Ik hoop dat deze tutorial u zult helpen met de positionering van uw modelspoorbaan. Mocht u op- of aanmerkingen hebben dan hoor ik dat graag. Deze kan ik dan verwerken in een nieuwe versie. U kunt deze melden door een bericht te sturen naar onze helpdesk.
Bedankt voor het lezen en gebruiken van deze tutorial.
Met vriendelijke groet,
Martin Domburg
Premium iTrain Support
Ontdek onze uitgebreide ondersteuning!Maandelijks of jaarlijks
-
1 ticket per maand
-
Online helpdesk
-
Support op afstand
-
Support in de werkplaats
-
Diagnose advies
-
Foutopsporing
-
Baanplan analyse
Veel gestelde vragen (FAQ)
iTrain
iTrain Remote is een uitbreiding op iTrain waarmee u via een LocoNet handregelaar uw digitale én analoge locomotieven kunt bedienen, ongeacht het type centrale.
Waarschijnlijk heeft de loc nog geen snelheidsgrafiek. Ijken of handmatig instellen lost dit probleem op.
Ja, en zelfs interface-overstijgend. Wissels zonder adres? Geef ze een pseudo-adres, net als bij analoge locs.
Zeker weten. Tot wel 10 LocoNet handregelaars tegelijk zijn mogelijk. Rangeren met z’n allen dus!
Ja! U geeft ze een pseudo-adres in iTrain en vanaf dat moment zijn ze net zo bestuurbaar als digitale locs.
Geen paniek! Dit betekent dat er nog geen locomotief is geselecteerd. Selecteer een adres en u bent vertrokken.
De LocoHub voorziet de LocoNet-bus van stabiele voeding, ondersteunt tot 4 handregelaars en zorgt voor goede communicatie met iTrain.
LocoNet handregelaars zoals de Piko SmartControl Light, Uhlenbrock Daisy II, DigiTrax, Fred of Intellibox werken allemaal met iTrain Remote.
Jazeker! iTrain Remote werkt naast uw huidige centrale als extra interface. U hoeft niets te vervangen.
Ja, de virtuele interface functie is beschikbaar vanaf iTrain 5 Standaard. Zonder deze versie werkt iTrain Remote niet.
Door een loc te ijken weet iTrain precies hoe hard hij rijdt bij elke stap. Zo kan de software hem tot op de millimeter nauwkeurig laten stoppen. Handig bij seinen, perrons of rangeerbewegingen.
Analoge locs warmen op tijdens het ijken. Begin bij de hoogste stappen, werk terug, en herhaal de ijking meerdere keren voor een stabiel resultaat.
Voor schaal N en H0 is 20 cm meetsectie prima. Langer mag, maar dan is er meer kans op foutmetingen bij lage snelheden.
CV2 = minimumsnelheid, CV5 = topsnelheid, CV6 = middensnelheid. CV6 bepaalt de kromming van de snelheidslijn. Samen vormen ze het hart van je rijgedrag.
Een vliegwiel zorgt voor vertraging in het remmen. Daarom moet je bij zulke locs een hogere reactievertraging instellen, vaak tussen de 500 en 1000 ms.
De grafiek toont hoe stabiel de snelheid per stap is. Een mooie vloeiende lijn betekent een goed afgestelde loc. Schommelingen wijzen op een slecht ingestelde lastregeling.
Waarschijnlijk moet de reactievertraging aangepast worden. Verhoog of verlaag deze met stapjes van 100 ms totdat de loc wél goed stopt.
Ja, zet CV3 en CV4 tijdelijk op 0 zodat iTrain volledige controle heeft tijdens het ijken. Na afloop kun je deze weer terugzetten.
Wij adviseren de centrale melder met zijmelders. Minder foutgevoelig en makkelijk aan te leggen.
Een rechte meetsectie op de baan met melders, een goed onderhouden loc, en liefst een decoder met correcte instellingen. Een beetje geduld helpt ook.